
B-cellen en MS: Bekijk de klinische connectie
B-cellen en MS: Bekijk de klinische connectie
Multiple sclerose (MS) wordt gekenmerkt door voortdurende ziekteactiviteit, zowel klinisch als subklinisch, wat een indicatie kan zijn voor toekomstige invaliditeit en tot permanent letsel kan leiden.1,2,3
Subklinische ziekteactiviteit, aangetoond door MS-laesies, kan worden beoordeeld aan de hand van magnetische resonantiebeeldvorming (magnetic resonance imaging, MRI). Met MS geassocieerde laesies zijn een gevolg van demyelinisatie, veroorzaakt door lymfocyten, waaronder B-cellen.4,5
B-cellen stimuleren voortdurende ziekteactiviteit bij MS.4,6
B-cellen zijn aanwezig bij MS
B-cellen zijn volop aanwezig in het centraal zenuwstelsel (CZS) van patiënten met MS, maar veelal afwezig in het CZS van gezonde controlepersonen.7,8
B-Cellen stimuleren ziekteprogressie bij MS
- Demyelinisatielaesies zijn een kenmerk van ziekteactiviteit bij MS9
- Een laesie in het CZS wordt vaak gekarakteriseerd door vage marges, demyelinisatie en opmerkelijk dichte populaties van verschillende soorten immuuncellen rond een bloedvat, waaronder T- en B-cellen9
- Door het optreden van nieuwe laesies kan het risico op invaliditeitsprogressie aanzienlijk toenemen, zelfs bij afwezigheid van klinische terugval1
RRMS
- Fenotypes van relapsing-remitting MS (RRMS) kunnen als actief of inactief worden omschreven, waarbij actieve ziekte wordt gekarakteriseerd door activiteit op MRI en/of klinische terugvallen10
- Bij RRMS tonen MRI-scans normaal gesproken kleine, periventriculaire laesies aan, ontstaan door focale ontsteking5,11
- CD20+ B-cellen zijn vaak te vinden in het cerebrospinaal vocht (CSV) van patiënten met alle vormen van MS.6 Bij patiënten met RRMS correleren verhoogde B-celniveaus in het CSV met een verhoogd snelheid van ziekteprogressie7
PPMS
- Primair-progressieve MS (PPMS) is onderdeel van het spectrum van progressieve MS en is naar alle waarschijnlijkheid niet pathofysiologisch onderscheidend ten opzichte van relapsing-remitting MS die zich in het progressief beloop bevindt10
- Op MRI werden bij 42% van de patiënten met PPMS (gemiddelde ziekteduur 3,3 jaar) gadolinium-versterkte laesies waargenomen13
- De diffuse hersenvliesontsteking bij PPMS wordt geassocieerd met demyeliniserende pathologie met B-cel-infiltratie en wordt in verband gebracht met ernstige klinische progressie14
Ziekteactiviteit is het gevolg van B- en T-cellen die zich door de bloed-hersenbarrière (BHB) naar het CZS bewegen
Bij normale homeostase wordt de toegang van immuuncellen tot het CZS niet volledig tegengehouden maar wel beperkt, door de BHB.15
Bij de vorming van een MS-laesie verplaatsen autoreactieve immuuncellen, waaronder geactiveerde B- en T-cellen, zich van de bloedbaan naar het CZS, waar ze prolifereren na interactie met een lichaamseigen neuro-antigeen.15,16
De hypercellulariteit rond het bloedvat is een indicatie voor celproliferatie en de afbraak van de BHB vanwege de afscheiding van inflammatoire cytokines uit deze autoreactieve cellen.9,15,17

B-cellen kunnen bijdragen aan de pathofysiologie van MS
Zodra ze zich in het CZS bevinden, hebben B-cellen het vermogen om de onderliggende pathofysiologie van MS te beïnvloeden door verschillende cruciale functies
Antigeenpresentatie:
Autoreactieve B-cellen in het CZS presenteren lichaamseigen neuroantigenen, dit zorgt voor een abnormale activatie van de T-cellen en de T-celproliferatiereactie tegen neuraal weefsel, wat tot auto-immuniteit leidt4,6
Cytokineproductie:
B-cellen produceren bij patiënten met MS meer pro-inflammatoire cytokines dan bij mensen zonder de ziekte.18 Deze productietoename leidt tot een verminderd vermogen tot regulering van andere immuunreacties18,19
Productie van auto-antilichamen:
Autoreactieve B-cellen stimuleren de productie van auto-antilichamen tegen neuraal weefsel, wat bijdraagt aan de schade.4 B-cel-antilichamen kunnen ook andere immuuncellen activeren, waaronder macrofagen en naturalkillercellen, om weefsel te vernietigen20
Ectopische lymfefollikel-gelijkende ophopingen:
Bij progressieve MS kunnen er ophopingen van B-cellen, T-cellen en folliculaire dendritische cellen ontstaan in de hersenvliezen.21,22 Deze ophopingen worden in verband gebracht met activatie van de microglia, lokale ontsteking en neuronaal verlies in de nabije cortex
Referenties
- 1. Prosperini L, et al. Eur J Neurol 2009;16(11):1202–9.
- 2. Deloire M, et al. Mult Scler 2010:16(5):581–7.
- 3. Tremlett H, et al. Neurology 2009;73(20):1616–23.
- 4. Bar-Or A, Semin Neurol 2008;28(1):29–45.
- 5. Bruck W. J Neurol 2005;252(suppl 5):v3–9.
- 6. Ireland SJ, et al. Autoimmunity 2012;45(5):400–14.
- 7. Cepok S, et al. Brain 2005;128(pt 7):1667–76.
- 8. Frischer JM, et al. Brain 2009;132(pt 5):1175–89.
- 9. Frohman EM, et al. N Engl J Med 2006;354(9):942–55.
- 10. Lublin FD, Reingold SC. Neurology 1996;46(4):907–11.
- 11. Sahraian MA, Eshagh A. Clin Neurol Neurosurg 2010;112(7):609–15.
- 12. Lublin FD, et al. Neurology 2014;83:1–9.
- 13. Ingle GT, et al. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2005;76:1255–58.
- 14. Choi SR, et al. Brain 2012;135(pt 10)2925-37
- 15. Ortiz GG, et al. Arch Med Res 2014;45(8):687–97.
- 16. Hartung HP, et al. Handbook of Clinical Neurology 2014;122(3rd series):3–14.
- 17. Palmer AM. Cardiovasc Psychiatry Neurology 2013;2013:530356.
- 18. Bar-Or A, et al. Ann Neurol 2010;67(4):452–61.
- 19. Duddy M, et al. J Immunol 2007;178(10):6092–9.
- 20. Weber MS, et al. Biochem Biophys Acta 2011;1812(2):239–45.
- 21. Serafini B, et al. Brain Pathol 2004;14(2):164–74.
- 22. Magliozzi R, et al. Ann Neurol 2010;68(4):477–93.
August 2016, NP/OCRE/1507/0020l(1)